Sitemap | Zoeken | Contact  | English - Engels  

Duikersziekte

Men kan zich de vraag stellen waarom pinguïns geen duikersziekte krijgen. Pinguïns hebben geen kieuwen zoals vissen, maar longen en moeten dus regelmatig bovenkomen om adem te halen. Hun longen zijn echter niet gevuld met lucht zoals de onze. (zie Anatomie in animated gifs) Bij ons eindigen de luchtbuisjes in longblaasjes, en door onze starre borstkas wordt er bij grote waterdruk bloed in de longen gepompt om deze druk te compenseren.

Bij pinguïns daarentegen eindigen die luchtbuisjes in kleine buisjes. Al deze buisjes zijn door een ingenieus systeem verbonden met luchtzakken, die zich aan beide uiteinden van de longen bevinden en in het water geen weerstand bieden aan de druk maar samenplooien. In die luchtzakken bevindt zich de meegevoerde lucht bij het duiken. Zo wordt vermeden dat te veel lucht in de longen is er en er zich gasbellen (bestaande uit de stikstof uit de lucht) vormen onder invloed van de druk. Het zijn juist deze gasbellen die bij de mens tot duikersziekte (of caissonziekte) leiden. Hoe groter de druk hoe meer gasbellen ontstaan. Bovendien heeft stikstof onder grote druk een narcotische werking zoals lachgas.
Pinguïns (en ook andere duikende dieren) hebben een rij van aanpassingen ondergaan om zuurstof te sparen. Hun hart slaat trager in het water dan aan land, de polsslag is kleiner en de spieren worden slechts weinig van bloed voorzien. Enkel de belangrijkste organen, zoals hersenen, hart en longen worden van zuurstof voorzien. De zuurstof die nodig is voor de beweging wordt door het spierweefsel zelf geleverd. De volledige fysiologie van het duiken is nog niet bekend, maar wel weet men dat het energieverbruik in water veel kleiner is dan aan land en dat de in de luchtzakken opgeslagen zuurstof enkel als noodvoorraad dient, bv. wanneer het opduiken door ijs verhinderd is.

© Pinguins info  |   2000-2021