Specifieke kenmerken: geluid/stem (mp3)
Afrikaanse pinguïns hebben een brede zwarte band die in de vorm van een omgekeerde paardevoet over
hun buik loopt. Hun borst is bedekt met een paar zwarte, willekeurig verspreide plekken. Ze lijken op Humboldt pinguïns, alleen zijn die zwaarder,
hebben langere flippers en een smallere witte band op hun kop.
( zie ook
kenmerk-verschil). Hun staart is kort. Ze hebben een brede witte band op hun kop en een kale roze vlek boven hun bek en ogen, waarlangs ze overtollige warmte kunnen afgeven.
Hun poten zijn roze en zwart.
Grootte en gewicht:
Afrikaanse pinguïns zijn ongeveer 65 cm groot.
Hun gewicht varieert gedurende het jaar van 2,5 tot 4 kg.
Naamgeving:
Pas onlangs is de naam Afrikaanse pinguïn algemeen aanvaard. De oudere namen, zoals zwartvoet- of kaappinguïns zijn niet aan te bevelen.
Afrikaanse pinguïns hebben geen compleet zwarte voeten en
ze worden niet enkel rond de Kaap teruggevonden.
Linnaeus vermeldde in 1758 twee soorten in zijn Systema Naturae: nl. de
afrikaanse pinguïn
(door hem 'Diomedea demersa' genoemd) en de rotsspringer (door hem 'Eudyptes crestatus' genoemd).
De soortnaam demersus is Latijn en betekent "onder water".
In andere talen:
- Engels: African of blackfooted of jackass penguin
- Duits: Brillenpinguin
- Frans: manchot du Cap, manchot moyen of manchot du Cap de Bonne-Espérance
- Spaans: pingüino de El Cabo of africano o de anteojos
- Afrikaans: Brilpikkewyn of Afrikapikkewyn
- Portugees: Pinguim-africano
Broedplaatsen:
Ze broeden op de kust van Zuid-Afrika, Namibië en op naburige eilanden. Ze blijven
het ganse jaar door op de broedplaats. Vooral bedreigd door olievervuiling.
De totale populatie telt ongeveer 58 600 paren.
Status: kwetsbaar, populatie tendens dalend, (
IUCN Red List 2008)
Broedgedrag:

Afrikaanse pinguïns zijn standvogels en blijven het ganse jaar door in de buurt van hun broedplaats.
Nesten worden in zandholen, tussen gras en struiken of onder rotsen gebouwd, beschermd tegen de zon en dichtbij de kust en het water.
Vroeger werden holen in de
guano (hun mest van vorige generaties) uitgegraven, maar omdat de mens vele lagen heeft afgebouwd,
is hiervan nog maar weinig over. Nu graven ze hun holen voornamelijk in het zand (met instortingsgevaar) of broeden zelfs in openlucht, met gevaar voor oververhitting en uitdrogingsgevaar.
En omdat ook mensen een voorkeur hebben voor zonovergoten kusten en baaien, moeten de pinguïns vaak wijken naar meer afgelegen plekken.
Toch bestaat er in
Simonstown (Kaapstad) sinds jaren
een kolonie die midden in bewoond gebied ligt en intussen als beschermd reservaat en een toeristische trekpleister is omgebouwd.
Omdat ze het hele jaar door bij de broedplaats verblijven, kunnen ze ook het hele jaar door broeden.
Er bestaan hierbij twee pieken, afhankelijk van de plaats: in Zuid-Afrika worden de meeste eieren gelegd in maart-april, en
aan de westkust in Namibië valt die piek in november-december.
In goede jaren worden er 2 eieren gelegd en ook 2 jongen grootgebracht.
Broedtijd duurt 38 tot 41 dagen, waarbij beide ouders afwisselend shifts
van 1 tot 3 dagen waarnemen. De kuikens worden 40 dagen gevoed en bewaakt
door beide volwassenen. Na 70 tot 100 dagen ruien ze en verlaten het
nest om naar zee te trekken.
Voedsel:
Ze eten overwegend vis, aangevuld met enkele schaaldieren.
Ze jagen dicht onder het water-oppervlak. Omdat ansjovis en sardines ook commerciëel wordt gevangen,
zijn ze soms verplicht om verder weg te jagen en dit vormt dan ook een bedreiging voor hun overleven.
Vijanden:
Omdat afrikaanse pinguïns, buiten op Robben, Dassen en naburige eilanden, ook op het vasteland leven, is er een hele rij van roofdieren die gevaarlijk kunnen zijn voor hen.
Wilde honden en struinende katten zullen volwassen dieren doden en zelfs een luipaard durft dit doen. De kuikens worden geroofd door meeuwen en
ook door die katten en honden. De eieren zijn bedreigd door ibissen, ratten en slangen.
In het water zijn vooral haaien en pelsrobben gevaarlijk, en ook een orca zal een volwassen dier vangen.
En als men dan de invloed van de mens mee in beschouwing neemt, is het een wonder dat er nog afrikaanse pinguïns zijn.
Vroeger werden eieren massaal geraapt en gegeten door de
mens, waardoor de populatie enorm achteruitging.
Overbevissing van ansjovis, sardines en andere vissen dwingt pinguïns om verder weg te gaan jagen zodat de kuikens
later te eten krijgen, met alle gevolgen vandien.
Zelfs het verkeer vormt een bedreiging en men vindt er verkeersborden met overstekende pinguïns op.
En iedereen herinnert zich nog wel de grootste reddingsactie voor vogels die ooit werd uitgevoerd. Toen in juni 2000
voor de kust van Zuid-Afrika de Treasure zonk werd een vierde van de populatie afrikaanse pinguïns erdoor getroffen.
En dit was zeker niet de eerste en ook niet laatste
olieramp die een rampzalige invloed heeft op zeevogels.
Vooral de zuidelijke punt van Afrika en ook Zuid-Amerika zijn druk bevaren routes voor olietankers.