Elke cm² pinguïnhuid is met 12 veren bedekt. De veren zijn 3 cm lang, licht gebogen en
worden regelmatig verzorgd en ingevet. Direkt op de huid bevinden zich
donsveren, die
het zogenaamde "thermo-ondergoed" vormen. Ze dienen om de lichaamswarmte te bewaren.
(zie ook
warmtebehoud)
De geoliede
dekveren liggen dakpansgewijs daarboven en vormen een water-afwijzend "duikerspak".
De veren op de vleugels hebben geen dons-onderlaag en zijn zeer stijf. Zij dienen voor de aandrijving bij het zwemmen.
(zie
Vleugels).
Hoewel men meestal zegt dat een pinguïn zwart en wit is, is dit maar gedeeltelijk waar. Dikwijls heeft de rug eerder een blauwe schijn,
dan volledig zwart. Dit komt omdat elke veer aan het uiteinde een blauwe vlek heeft die groter of kleiner is afhankelijk van de soort.
Vooral bij dwerg- en koningspinguïns is dit blauwe sterker zichtbaar dan het zwart, waardoor zij een blauwgrijze rug hebben.
Bij alle soorten slijten (rafelen), na verloop van tijd, de puntjes van de veren sterk af als gevolg van het weer (zon, wind en zout water) en
het schuren langs rotsen of over de grond, zodat het zwarte eerder matgrijs of bruingrijs lijkt. En het witte lijkt dan eerder geel.
Vlak na het ruien, als de veren nog nieuw zijn, hebben ze hun mooiste kleur.
In tegenstelling tot onze haren, groeien veren maar korte tijd en blijven dan onveranderd.
Omdat ze de pinguïn tegen kou, water en scherpe rotsen moeten beschermen zijn ze dus sterk onderhevig aan
slijtage.
Daarom moet een pinguïn, jaarlijks voor de winter begint, z'n ganse verenkleed vernieuwen (de
rui).
Voor deze periode moeten ze zich enige weken volstoppen met eten, omdat ze tijdens de rui niet op visvangst kunnen. Tijdens die
periode (duurt ongeveer drie weken) is hun verenkleed nl. niet waterdicht en zouden ze bevriezen en verdrinken.
Bovendien zouden ze toch niet vlug genoeg kunnen zwemmen om voedsel te kunnen vangen.
Tijdens de rui worden de oude veren door de daaronder groeiende nieuwe weggedrukt en vallen dan met bosjes uit.
Ze zien er betreurenswaardig uit en als ze hun nieuw verenkleed dan eindelijk hebben lijkt dit veel te
groot, omdat ze zoveel gewicht (tot een derde van hun lichaamsgewicht) verloren tijdens de rui.
Ook de
kleur, voor zover aanwezig, van verschillende pinguïns heeft een reden: bij de meeste vogels dient ze ofwel als camouflage of
om soortgenoten te herkennen en als communicatiemiddel (zoals bv bij de pauw).
De communicatie in het water is ook bij pinguïns natuurlijk belangrijk.
Hij steekt echter alleen met z'n kop en rug boven water uit, dus zou een gekleurd lichaam weinig zin hebben.
En inderdaad ligt het onderscheid bij de meeste soorten in de kleur en vorm van de pluimen op de kop en in de hals.
(zie
kenmerken)
De adélie-, ezels- en keelbandpinguïns broeden gedeeltelijk in gemengde kolonies rond Antarctica.
Zij onderscheiden zich dan ook door resp. streep in de hals (kinbandpinguïn), of witte vlek op kop en
oranje snavel (ezelspinguïn). Pinguïns zijn dus zeker niet enkel zwart-wit.
En alle
kuifpinguïns onderscheiden zich door vorm en kleurnuances van hun pluimen.
Onder water zien ze er echter allemaal gelijk uit : witte vest en donkere (zwarte) frak.
Ook dit heeft een reden : het dient als
camouflage. Als ze zwemmen of duiken is nl. de bovenkant donker en de onderkant licht.
Aan de oppervlakte op de loer liggende rovers, zoals zeeluipaarden, kunnen ze tegen de donkere achtergrond van de zee dus heel
moeilijk herkennen. Van onder uit zijn ze licht tegen een lichte achtergrond van het wateroppervlak en dus ook
slecht zichtbaar. Dit wordt vooral uitgebuit bij de jacht op vis.
Afrikaanse pinguïns naderen van onder uit (dus heel onopvallend) een zwerm vissen en laten dan onverwacht hun witte buik oplichten.
Zo schrikken ze de zwerm vis op, die uitzwermt en dan kunnen ze gemakkelijker vis vangen. (zie
Voeding).