Broedtijd
Dat de broedtijd ook afhankelijk is van de grootte van het ei en van de soort, spreekt eigenlijk voor zich.
De
broedtijd varieert tussen 32 en 68 dagen. Hoe groter het ei, hoe langer de pinguïn moet broeden.
Zo moeten de mannetjes van de keizerspinguïns meer dan twee maanden het ei uitbroeden tot eindelijk de vrouwtjes terugkomen
en het juist uitgekomen kuiken voor de eerste keer voeden en overnemen. Pas dan kunnen de mannetjes de lange weg naar
de ijsrand afleggen om na drie lange maanden vasten eindelijk iets te eten.
Bij de keizerspinguïns zijn het uitsluitend de mannetjes die de broedtijd uitzitten.
Bij de andere soorten wordt er veel vaker "van wacht" gewisseld. Steeds neemt het mannetje de eerste "shift"
voor z'n rekening, maar naargelang de soort neemt het vrouwtje na 1 tot 14 dagen over. Nadien wisselen ze elkaar regelmatig af,
zodat telkens één op voedseljacht is, terwijl de andere broedt en de kuikens bewaakt.
Komt de partner niet tijdig terug, dan blijft de broedende pinguïn tot drie weken wachten, tot hij/zij
noodgedwongen het nest moet verlaten om zelf te kunnen overleven.
In zo´n situatie worden de eieren meestal het slachtoffer van rovers.
De ontwikkeling in het ei gebeurt hetzelfde voor alle vogels, alhoewel de tijdsspanne afhankelijk is van de soort.
Eenmaal het kuiken volledig ontwikkeld is, heeft het ongeveer een dag nodig om met behulp van de
"
ei-tand" uit het ei te breken. Vanaf dat moment zijn ze compleet afhankelijk van hun ouders,
omdat ze nog geen bescherming tegen kou en vocht bezitten.
volgend hoofdstuk: Kuikens