Sitemap | Zoeken | Contact  | English - Engels  

  • Grootte
  • Vorm
  • Vleugels
  • Poten
  • Verenkleed
  • Lichaamsverzorging

Grootte

Het is logisch dat men enkel een gemiddelde grootte kan vermelden. De grootste nog levende soort is de keizerspinguïn met z'n 1,20m en de kleinste is de dwergpinguïn, die slechts 30 cm meet. Verder is geweten dat er tussen de geslachten een heel klein verschil in grootte en gewicht is, waarbij de vrouwtjes het "zwakkere" (dit is kleinere en lichtere) geslacht vormen. Ook in het overzicht van de soorten heb ik steeds bij benadering de grootte bijgevoegd. Afhankelijk van de levensomstandigheden en de periode van meten (voor of na het ruien en broeden) kan die grootte per soort namelijk ook variëren. Bovendien zal een meting van 100 vogels bijvoorbeeld een ander resultaat opleveren dan wanneer men bv. 5000 dieren zou meten.

grootte

Vorm


Zwemmende humboldtpinguin
Hun lichaamsvorm is perfect aangepast aan het leven in het water. Door de gestroomlijnde vorm kunnen ze zich snel door het water bewegen zonder te veel stromingsweerstand te ondervinden. Deze stromingsweerstand bedraagt voor een pinguïn slechts een derde van die van een onderzeeduikboot.
Hun lichaam is niet gelijkmatig breed over de ganse lengte, maar wijst op een golf-struktuur. Achter de smalle bek, komt de brede kop en dan de weer iets dunnere hals om te verbreden in het dikke lichaam.
Deze vorm schijnt er samen met de veren voor te zorgen dat de stroming eng aansluit bij het lichaam en er zich geen storende en remmende wervelingen kunnen vormen. Zo kan een pinguïn grote zwemsnelheden bereiken.

Vleugels

Hoewel de opbouw van een pinguïnvleugel sterk lijkt op die van de vleugels van vliegende vogels, zijn de beenderen massief, kort en afgevlakt. Dit geeft een stijve paddel met weinig beweeglijkheid in het ellebooggewricht als resultaat.
De vleugels zijn bedekt met zeer korte, stijve veren, die vroegere wetenschappers verwisselden met schubben. In tegenstelling tot de veren op de rest van hun lichaam, zijn die op de vleugels niet waterdicht, omdat de vleugels anders te dik zouden zijn.
Omdat een vleugel slechts een zwakke doorbloeding heeft, moet men deze niet isoleren tegen warmteverlies.
Bovendien zijn de vleugels en poten van een pinguïn de enige delen waarlangs hij overtollige warmte kan afvoeren. (zie Warmtebehoud)
De aandrijving van de vleugels en tevens het opvallendste kenmerk van de vogel anatomie is de krachtige borstmuskulatuur. Ze bestaat uit twee over elkaar liggende spieren. De grote borstspier (Pectoralis) op de buitenzijde trekt de vleugel neerwaarts, terwijl de kleine borstspier (Supracoracoideus) de vleugel met behulp van een pees, die over het schoudergewricht loopt als een koord over een katrol, de vleugel terug hoog trekt. Voordeel, tegenover een omvangrijke schoudermuskulatuur, hiervan is dat de meeste spiermassa en daarmee samenhangend het zwaartepunt van een pinguïn laag op het lichaam ligt, waardoor de stabiliteit tijdens het onder water zwemmen verbeterd wordt.
Botten van pinguin
Om te verhinderen dat het lichaam ineen valt en de organen gekwetst geraken bij het samentrekken van de borstspieren, is de borstkas met uitsteeksels versterkt en star. Bij vliegende vogels is het vooral de grote borstspier die de meeste arbeid verricht. Deze trekt de vleugel naar beneden en levert zo de stijgkracht en voortstuwing bij het vliegen. De opwaartse kracht van de vleugel wordt grotendeels passief door de luchtstroming bereikt. Bij pinguïns is de vleugelslag in het water ongeveer gelijk aan die van de vliegende vogels. Maar zij gebruiken hun spierkracht ook bij de opwaartse beweging om in het water te kunnen versnellen. Daarom is ook de kleine borstspier zeer goed ontwikkeld. Zo zijn ze in staat zeer vlug te versnellen en heeft een vis weinig kans om te ontkomen.

Poten

Een pinguïn heeft heel korte poten. En hij heeft werkelijk wel knieën en bovenbenen, maar omdat deze met veren zijn bedekt, is dit niet zichtbaar.

Onderzoek heeft aangetoond dat het waggelen, hoewel komisch om te zien, toch gegronde redenen heeft. Door op deze manier te lopen, verliezen ze nl. minder energie dan wanneer ze gewoon rechtop zouden lopen.
Logischerwijze bevinden zich zwemvliezen tussen de tenen, als aanpassing aan het leven in het water.
Poten van een kinbandpinguin  Poot van een Humboldtpinguin

Verenkleed

Elke cm² pinguïnhuid is met 12 veren bedekt. De veren zijn 3  cm lang, licht gebogen en worden regelmatig verzorgd en ingevet. Direkt op de huid bevinden zich donsveren, die het zogenaamde "thermo-ondergoed" vormen. Ze dienen om de lichaamswarmte te bewaren. (zie ook warmtebehoud)
Ruiende humboldtpinguin
De geoliede dekveren liggen dakpansgewijs daarboven en vormen een water-afwijzend "duikerspak".
De veren op de vleugels hebben geen dons-onderlaag en zijn zeer stijf. Zij dienen voor de aandrijving bij het zwemmen. (zie Vleugels).
Hoewel men meestal zegt dat een pinguïn zwart en wit is, is dit maar gedeeltelijk waar. Dikwijls heeft de rug eerder een blauwe schijn, dan volledig zwart. Dit komt omdat elke veer aan het uiteinde een blauwe vlek heeft die groter of kleiner is afhankelijk van de soort. Vooral bij dwerg- en koningspinguïns is dit blauwe sterker zichtbaar dan het zwart, waardoor zij een blauwgrijze rug hebben. Bij alle soorten slijten (rafelen), na verloop van tijd, de puntjes van de veren sterk af als gevolg van het weer (zon, wind en zout water) en het schuren langs rotsen of over de grond, zodat het zwarte eerder matgrijs of bruingrijs lijkt. En het witte lijkt dan eerder geel. Vlak na het ruien, als de veren nog nieuw zijn, hebben ze hun mooiste kleur. In tegenstelling tot onze haren, groeien veren maar korte tijd en blijven dan onveranderd. Omdat ze de pinguïn tegen kou, water en scherpe rotsen moeten beschermen zijn ze dus sterk onderhevig aan slijtage.
Daarom moet een pinguïn, jaarlijks voor de winter begint, z'n ganse verenkleed vernieuwen (de rui). Voor deze periode moeten ze zich enige weken volstoppen met eten, omdat ze tijdens de rui niet op visvangst kunnen. Tijdens die periode (duurt ongeveer drie weken) is hun verenkleed nl. niet waterdicht en zouden ze bevriezen en verdrinken. Bovendien zouden ze toch niet vlug genoeg kunnen zwemmen om voedsel te kunnen vangen. Tijdens de rui worden de oude veren door de daaronder groeiende nieuwe weggedrukt en vallen dan met bosjes uit. Ze zien er betreurenswaardig uit en als ze hun nieuw verenkleed dan eindelijk hebben lijkt dit veel te groot, omdat ze zoveel gewicht (tot een derde van hun lichaamsgewicht) verloren tijdens de rui.

Ook de kleur, voor zover aanwezig, van verschillende pinguïns heeft een reden: bij de meeste vogels dient ze ofwel als camouflage of om soortgenoten te herkennen en als communicatiemiddel (zoals bv bij de pauw).
De communicatie in het water is ook bij pinguïns natuurlijk belangrijk. Hij steekt echter alleen met z'n kop en rug boven water uit, dus zou een gekleurd lichaam weinig zin hebben. En inderdaad ligt het onderscheid bij de meeste soorten in de kleur en vorm van de pluimen op de kop en in de hals. (zie kenmerken) De adélie-, ezels- en keelbandpinguïns broeden gedeeltelijk in gemengde kolonies rond Antarctica. Zij onderscheiden zich dan ook door resp. streep in de hals (kinbandpinguïn), of witte vlek op kop en oranje snavel (ezelspinguïn). Pinguïns zijn dus zeker niet enkel zwart-wit.

En alle kuifpinguïns onderscheiden zich door vorm en kleurnuances van hun pluimen.
Onder water zien ze er echter allemaal gelijk uit : witte vest en donkere (zwarte) frak. Ook dit heeft een reden : het dient als camouflage. Als ze zwemmen of duiken is nl. de bovenkant donker en de onderkant licht. Aan de oppervlakte op de loer liggende rovers, zoals zeeluipaarden, kunnen ze tegen de donkere achtergrond van de zee dus heel moeilijk herkennen. Van onder uit zijn ze licht tegen een lichte achtergrond van het wateroppervlak en dus ook slecht zichtbaar. Dit wordt vooral uitgebuit bij de jacht op vis.
Afrikaanse pinguïns naderen van onder uit (dus heel onopvallend) een zwerm vissen en laten dan onverwacht hun witte buik oplichten. Zo schrikken ze de zwerm vis op, die uitzwermt en dan kunnen ze gemakkelijker vis vangen. (zie Voeding).

Lichaamsverzorging

Lichaamsverzorging is voor een pinguïn heel belangrijk, om niet te zeggen levensnoodzakelijk.
Het is met name door het insmeren met stuitvet (zie ook : warmtebehoud) dat hun verenkleed waterdicht gemaakt wordt. Enkel op die manier zijn ze beschermd tegen de kou en het water.

In de broedkolonie kan men als pinguïn (en niet alleen zij) tamelijk vuil worden, want niemand let erop waar de met hoge druk uitgescheiden uitwerpselen terechtkomen. En ook bij de nestvorming (o.a. bij de gestreepte pinguïns) vliegt de aarde in het rond. Het morgentoilet vindt meestal in het water aan het strand plaats. Vermoeden de vogels echter dat er een vijand op de loer ligt, dan wassen ze zich in open zee.

Bij pinguïns gebeurt de warmte-isolatie door hun verenkleed en de daaronderliggende vetlaag. Het verenkleed is heel dicht (zie ook lichaam) en wordt regelmatig verzorgd en ingevet, zodat het een water-ondoorlaatbaar omhulsel vormt.
Zo gauw een pinguïn aan land is, begint hij z'n verenkleed te poetsen en te kammen. Met hun bek gaan ze met gelijkmatige bewegingen door hun veren en schudden hierbij hun kop om het eruitgekamde water kwijt te raken. Hun hals is zo beweeglijk dat ze bijna overal aan kunnen. Na elke baan gaan ze met hun snavel naar de stuitklier, een dubbele zak zo groot als een erwt, bij de staartwortel, waarin zich een wasachtige stof bevindt. Met lichte druk wordt stuitvet van de klier op de nabijgelegen veren gebracht, en zo op de snavel verdeeld. Dit stuitvet wordt dan gelijkmatig over de veren aangebracht. De kop wordt verzorgd doordat stuitvet van de snavel op de vleugels en dan met de vleugels op de veren van de kop wordt verdeeld.

Dit stuitvet, bestaande uit een gecompliceerd mengsel van olie en was, voorkomt uitdrogen en dient vooral als isolatie tegen water. Bovendien bezit het "vuil-afwerende" eigenschappen en verhindert dat zich schimmels, bacteriën of algen in de veren vastzetten.

Dit vetlaagje zorgt er ook voor dat de wrijving in het water minimaal is, zodat een pinguïn er als het ware door vliegt. Zodra een olievlek of ander vuil het verenkleed door elkaar brengt, wordt deze wrijvingsweerstand groter en dat zou de vogel enorm vertragen wat in sommige omstandigheden levensbedreigend kan worden.

Dit poetsen is zelfs een onderdeel van het broedgedrag. Bij koppels is het een teken van liefde om de veren van de partner te ordenen op plaatsen die voor hem/haar niet goed bereikbaar zijn.

© Pinguins info  |   2000-2021